Groep 5b - week 10

WEEK 10

 

 

het poffertje

Een soort klein pannenkoekje dat gegeten wordt met suiker.

het recept

Hierin staat precies beschreven hoe je een gerecht kunt klaar maken.

de rijsttafel

Rijstmaaltijd met veel bijgerechten.

het terras

Een tafeltje waar je buiten kunt zitten bij een café.

de vegetariër

Iemand die geen vlees eet.

de zuivel

Producten die van melk zijn gemaakt.

de tafel dekken

Borden, bestek en bekers of glazen op tafel klaar zetten zodat er later aan gegeten kan worden.

aanschuiven - schoof aan - aangeschoven

Erbij komen zitten

afruimen - ruimde af – afgeruimd (tafel)

De borden, het bestek en de bekers of glazen van tafel halen. Dit doe je als iedereen klaar is met eten.

opdienen - diende op - opgediend

Eten op tafel neerzetten.

de verse producten

Groente,  fruit, vlees dat vers is en niet uit een potje komen.

bevroren

Verstijven of bevriezen. Iets wordt hard doordat het door de temperatuur bevriest.

knapperig

Krokant

mals

Zacht, sappig.

vegetarisch

Zonder vlees

Zuur (van melk)

Zuur (van snoep)

Bedorven, de melk smaakt zuur, de melk is niet meer goed.

Het snoepje smaakt niet zoet maar zuur.

halfvol

De helft minder vet, tot de helft gevuld.

vol

Veel vet, helemaal tot aan het randje gevuld.

light ,mager

weinig vet

de houdbare producten

Producten die je lang kan bewaren.