Groep 6a - Periode 1 Het skelet Het appartement De berm Dijk Inwendig skelet Belemmeren De bestuurder Gemaal Uitwendig skelet Het centrum De bocht Polder Ruggengraat De huisregels De bubaan Vloed Schedel Huren De e-bike Windmolen Ribben Inrichten Het fietspad Zeespiegel Botten De omheining De fietsstrook Meetlat Beenmerg Het rijtjeshuis Het hinderen Deltaplan Gewrichten Het terrein Het onderbord Dam Spieren Volledig Het verkeer Ringvaart Kogelgewricht De vrijstaande woning Het verkeersbord Watersnoodramp Pees De wijk De voetganger Kanaal Longen Het voetpad Vaart Bloed Het voorrangsbord Overtollig Hart Stromvloedkering Slagaders Uiterwaard Bloedsomloop Winterdijk Aders Zomerdijk Grazen Het jaartal De veeteelt Het voedsel Vruchtbaar De eeuw De tuinbouw De cacao Moesson De Gouden Eeuw De polder De specerij Natuurramp De kunst De waag Het medicijn Het beroep Het portret Het product De burgermeester De meester Het ambacht De burger De handel Het laken De macht De gracht Het tijdvak De vorst Het vee De regent Verbouwen Extra woorden Het tijdvak Het graan Het tarwebrood Verbouwen Het vlas Het roggebrood Het koolzaad De boekweit De kooplui De dijk De stamppot De schutterij De polder De rijstebrij Volop De toerist Het porselein De geboortestad De scheepsbouw Het theehuis De huishoudster De touwslager De peper De gracht De zeilmaker De nootmuskaat De vorst Het laken De/het kaneel De regent De lakenstad De kruidnagel Besturen Spinnen De speculaas Weven