mals | zacht en sappig |
poten | planten (van aardappelen) |
steil | iets dat sterk schuin op- of afloopt |
onverschillig | zonder belangstelling of betrokkenheid |
fors | flink, nogal groot |
tenger | slank en fijntjes |
wispelturig | onvoorspelbaar |
nerveus | zenuwachtig |
huiverig | aarzelend, je bent een beetje bang om iets te doen |
irritant | vervelend |
de cipier | de gevangenbewaarder |
de schaaf | stuk gereedschap waarmee je een dunne laag materiaal kunt verwijderen |
tal van | ruim, overvloedig, velen |
tof | leuk |
beroerd | naar, slecht |
jennen | pesten |
de vluchtheuvel | hogere plaats in het midden van een straat waarop je kunt wachten tot je kunt oversteken |
de halm | de stengel van een gras-of graanplant |
de aar | waar de graankorrels in zitten |
ginds | daar |