Groep 5a - week 34

omkomen - kwam om - omgekomen

doodgaan  -  meestal door een ongeluk of in een gevecht

ondergaan – onderging - ondergaan

iets meemaken, er gebeurt iets met je

ontwaken  - ontwaakte – ontwaakt

wakker worden

oplopen – liep op - opgelopen

iets krijgen, bijvoorbeeld een ziekte

naar adem snakken

bijna geen adem kunnen halen

opsnuiven – snoof op - opgesnoven

met je neus extra hard ruiken

opzwellen – zwol op - opgezwollen

dikker of groter worden

prikkelen – prikkelde - geprikkeld

iets steken of kietelen

sterven – stierf – gestorven

doodgaan

het benauwd hebben

bijna geen adem kunnen halen – ergens bang voor zijn

uitdrogen – droogde uit – uitgedroogd

Er zit geen vocht meer in.

verbleken – verbleekte – verbleekt

een hele lichte (witte) kleur krijgen

verstaan -  verstond - verstaan

horen wat er wordt gezegd

vervellen – vervelde – verveld

een nieuwe huid krijgen, waarbij de oude huid er in stukjes afvalt

op adem komen

uitrusten na hard werken  - weer gewoon adem kunnen halen

verzwikken – verzwikte – verzwikt

door je enkel zakken.

zich bezeren – bezeerde – bezeerd

zich pijn doen

zwellen – zwol – gezwollen

dikker of groter worden

zweren – zweerde/zwoor – gezworen

een ontsteking op of in je lichaam krijgen

verblind worden

niets meer kunnen zien

 

Groep 5a - week 35

het beroep

het werk dat je (elke dag) doet

de journalist

iemand die  voor een krant, radio of tv werkt en over het nieuws schrijft of vertelt

de fotograaf

iemand die als beroep foto’s maakt

het nieuws

iets dat is gebeurt en dat heel belangrijk, leuk of interessant is

het artikel

 

(kort) verhaal in een krant of tijdschrift over het nieuws of  iets leuks of interessants

het interview

een gesprek waarin iemand aan een andere persoon allerlei vragen stelt

de krantenkop

de titel van een krantenartikel in grote en dikke letters

het tijdschrift

een blad dat elke week of maand verschijnt met allerlei artikelen of met leuke (strip)verhaaltjes. Bijvoorbeeld de Donald Duck, Girlz, Voetbalblad

de afkorting

een woord wordt korter gemaakt door er maar een paar letters van op te schrijven

de uitzending

iets waarnaar je kijkt op tv of naar luistert op de radio

het journaal

uitzending op tv of radio waarin het nieuws (kort) wordt verteld

de rubriek

artikel in een krant of tijdschrift dat steeds over hetzelfde onderwerp gaat. Bijvoorbeeld de sportrubriek

het dagblad

een krant die elke dag met een nieuwe krant komt

de bezorger

iemand die post huis aan huis in de brievenbus doet

de redactie

mensen die alle artikelen verzamelen en er voor zorgen dat het nieuws in de krant of op het journaal komt

de redacteur

iemand die bij de redactie werkt

het bericht

een verhaal over het nieuws  in een krant, in een tijdschrift of in het journaal

abonneren

afspraak om voor een krant of tijdschrift te betalen zodat je het elke dag, week of maand krijgt

het abonnement

afspraak over abonneren op een krant of tijdschrift

de drukker

iemand die een krant of  tijdschrift op papier drukt

Groep 5a - week 36

Week 36

de vriendschap

je bent een vriend met iemand

iemand ontvangen

iemand als een gast binnen halen en vertellen dat je blij bent dat hij / zij er is

je (aan iemand) voorstellen

(aan iemand) vertellen wie je bent

de uitnodiging

vragen aan anderen of ze willen komen of willen meedoen ; een apart papier waarop dat staat

de afspraak

iets dat we hebben afgesproken

het restaurant

een apart gebouw waar je gezellig kunt eten, maar je moet er wel voor betalen

het cafetaria

een snackbar, je kunt er eten halen dat voor je wordt klaargemaakt.

de entree

de ingang van een gebouw, bijvoorbeeld van een restaurant of een kasteel

de garderobe

plaats in een restaurant, waar je je jas kunt ophangen

het terras

plaats in een restaurant waar je buiten kunt zitten om iets te eten of drinken

de ober

de mannelijke bediende in een restaurant

de serveerster

de vrouwelijke bediende in een restaurant

serveren

het eten of drinken op tafel zetten

bestellen

vertellen aan de kelner of serveerster wat je wilt eten of drinken

het menu / de menukaart

een kaart met allerlei eten een drinken dat je in een restaurant kunt bestellen

de maaltijd

het eten en drinken

het tussendoortje

iets lekkers tussen (de maaltijden) door

het toetje

Iets lekkers dat je aan het eind van de maaltijd eet, bijvoorbeeld een ijsje of pudding

de rekening

het geld dat je moet betalen voor de maaltijd in een restaurant

de fooi

een klein bedrag dat je extra betaald aan de kelner/serveerster omdat ze goed hebben geserveerd